Orgel in Utrecht

In 1878 constateerde de kerkenraad van de Evangelisch-Lutherse kerk te Utrecht dat het Verhofstadt-orgel uit 1717 aan vervanging toe was. Bij Johan Frederik Witte werd een nieuw instrument besteld met dertien registers verdeeld over twee manualen en aangehangen pedaal. De architect Ferdinand Jacob Nieuwenhuis nam bestaande ornamenten, zoals de zwaan, de engelen en de zijguirlandes, op in het nieuwe ontwerp. Hierdoor werd de kas voor een Witte-orgel ongekend uitbundig.

In het najaar van 1880 werd het instrument in gebruik genomen. Het Verhofstadt-orgel werd verkocht aan Zwier van Dijk uit Kampen, die het in 1885 in de dorpskerk van IJsselmuiden plaatste. In 1962 was het klankenpalet van het Witte-orgel naar heersende smaak en maatstaven te sober. Twee jaar later wijzigde De Koff de dispositie, zodat het orgel aan klankrijkdom zou winnen. De Bourdon 16′ verdween van het manuaal en werd alleen in de Bas, als pedaalregister, bespeelbaar gemaakt. De vrijgekomen ruimte werd benut door het plaatsen van een Mixtuur.

Op het bovenwerk werd de Salicet 8′ gewijzigd in een Prestant 4′ door de langste pijpen stom te maken en in het hoogste octaaf nieuwe pijpen bij te plaatsen. De Viola en Violini werden vervangen door een Quint 1 1/3 en een Gemshoorn 2′. Tevens werd een zwelkast, die in 1916 was aangebracht, verwijderd. In 1998 herstelde Van Vulpen de oorspronkelijke dispositie. Ontbrekende registers werden gereconstrueerd aan de hand van materiaal uit onder meer de Witte-orgels te Rijswijk en Nederhardinxveld-Giessendam. Tijdens de heringebruikname op 11 december 1998 kon Aart Bergwerff zodoende een onversneden Witte-klank laten horen.

 

Bron: Lutherse Kerk – Utrecht | Utrecht Orgelland